Tips

Voor een vlottere omgang met blinde en slechtziende personen.

Op de volgende pagina's kun je onze begeleiderstips nalezen.

Wil je liever een geïllustreerde versie op papier dan kun je deze aankopen tegen 0,50 euro per stuk bij de vlaamsoogpunt-en. Wil je een exemplaar per post ontvangen dan vragen we je om 1,50 euro over te schrijven op rekeningnummer BE15 8538 8664 7730 met vermelding "folder begeleiderstips en je naam en adres".
Wil je meerdere exemplaren bestellen, contacteer ons dan op het nummer 050 40 50 56 (voormiddag) om de verzendkosten te kennen die je naast de aankoopprijs kunt vereffenen.

Wij wensen je veel leesplezier en hopen dat de tips je van pas komen.

TIPS VOOR EEN VLOTTERE OMGANG MET BLINDE EN SLECHTZIENDE PERSONEN

INLEIDING

De Vereniging van Blinden en Slechtzienden Licht en Liefde vzw (VeBeS) is actief in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Haar voornaamste doelstellingen zijn de organisatie van activiteiten, lotgenotencontact en belangenverdediging.
Mensen begeleiden die blind of slechtziend zijn: bijna al onze vrijwilligers komen er in mindere of meerdere mate mee in aanraking. Dat geldt ook voor partners, familieleden, vrienden, kennissen, hulpverleners, werkgevers, collega’s, personeel van openbare diensten, onderwijsinstellingen, maatschappijen voor openbaar vervoer, taxibedrijven... Dit naslagwerkje wil een leidraad zijn voor een prettig contact in alle omstandigheden met blinden en slechtzienden. Weet dat slechtziendheid heel veel vormen kan aannemen. Wat de een ziet, kan voor een ander compleet onzichtbaar zijn. Wat voor de een goed is, wordt door een ander als storend ervaren…
Wie regelmatig in contact komt met mensen die niet of slecht zien, kan veel leren uit observatie. Maar velen hebben die mogelijkheid niet. Daarom maakten wij deze brochure met veel tips. Blinden begeleiden is geen vak apart, iedereen kan het. Twijfel je hoe je het moet aanpakken? Vraag dan aan de blinde of slechtziende persoon wat je het best kunt doen. Als stelregel geldt: doe alles in overleg met elkaar en laat vooral de blinde/slechtziende aangeven of hij/zij hulp verlangt en op welke wijze dat het prettigst is. Wij hopen dat deze tips bijdragen tot fijne contacten en dat elke ontmoeting vlot mag verlopen. Heb je toch nog vragen, contacteer ons dan! Wanneer wij in deze brochure spreken over blinden, bedoelen we blinden en slechtzienden.
We willen graag alle ervaringsdeskundigen bedanken die ons hielpen zoveel mogelijk tips te verzamelen. Dankjewel Albert, Christa, Diane, Frank, Kim, Noël, Raoul. Verder maakten wij gebruik van diverse documenten over dit onderwerp die zich in de Documentatiedienst van Blindenzorg Licht en Liefde bevinden.
Wij wensen iedereen veel lees- en leerplezier toe.

Linda Merken, Voorzitter VeBeS

1. NUTTIGE ALGEMENE TIPS

Weet je niet of en hoe je kunt helpen? Heel eenvoudig: vraag het! Spreek de blinde of slechtziende persoon gewoon even aan.

  • Dring je hulp niet op, maar verstop je ook niet.
  • Vergeet tijdens een ontmoeting of gesprek niet dat lichaamstaal (ogen, mimiek, hand-, hoofd- en armbewegingen) niet gezien wordt en dat bv. ja of nee  knikken geen zin heeft.
  • Als je zegt: “Pas op”, vertel er dan bij waarvoor, zodat de blinde persoon niet schrikt (verkeersborden op hoofdhoogte, een losliggende steen, een brandende kaars op tafel,…).
  • ‘Hier’ en ‘daar’ zijn niet te interpreteren voor een persoon met een ernstige visusbeperking. Geef daarom een duidelijke omschrijving. Je kunt de richting eventueel aangeven volgens de wijzers van het uurwerk: recht vooruit is 12 uur, 45 graden rechts is 3 uur, schuin links voor kan 11 uur zijn,…
  • ‘Verbale omschrijving geven’ betekent ‘belangrijke informatie krijgen’ voor wie niet of slecht ziet.
  • Geef een voorwerp in de hand als je iets wilt laten ‘zien’ of breng de hand(en) van de blinde persoon naar het voorwerp dat je wilt laten voelen.
  • Als je ergens binnenkomt, je bij een gezelschap voegt, aan een tafel aanschuift, iemand toevallig ontmoet op straat,… vertel dan altijd wie er nog is. Stel iedereen voor, ook kinderen en huisdieren.
  • Goed om weten: in onzekere situaties houdt de blinde persoon soms graag de arm van de begeleider vast, bv. tijdens een druk bijgewoonde  receptie met behoorlijk wat lawaai. Het contact geeft zekerheid en voorkomt zoekend gedrag.
    • Wees je ervan bewust dat veel lawaai voor een blinde heel desoriënterend werkt.
  • Gebruik gerust woorden als ‘zien’, ‘kijken’, ‘blind',... Slechtzienden en blinden doen dat ook. Het is spreektaal. Ze spreken bijvoorbeeld over een film die ze ‘gezien’ hebben. Als je die woorden mijdt, zal dat eerder opvallen. Je begint dan te stuntelen en dat is nergens voor nodig.
  • In het gezelschap van een blinde moet je niet het gevoel hebben dat je voortdurend met hem of haar moet praten. In elke conversatie mogen stiltes vallen. Je kunt wel spontaan nuttige of ongewone dingen signaleren, zoals: ”De lift is buiten dienst”; “Hier, links op de hoek, is een nieuwe winkel geopend”; “50 meter voor ons zie ik een leuk terras”;…
  • Sommigen praten niet graag over hun handicap. Anderen vinden het geen probleem om vragen te beantwoorden. Respecteer die keuze.
  • Kinderen benoemen wat ze zien en reageren spontaan. Dus als een kind vraagt: “Mama, is die mevrouw blind?” bevestig dat dan. Als een kind op straat roept: “Hé, waarom heeft die meneer een witte stok?” leg het dan gewoon uit en draai er niet omheen. Dat voorkomt verkrampte situaties.
  • Als je een blinde persoon verlaat, vraag dan of hij/zij de weg terug of verder vindt en zorg, indien nodig, voor begeleiding tot aan een vertrouwd punt.
  • Merk je een vlek op de kleding van de blinde of slechtziende persoon, een schminkfoutje of iets anders waar je zelf ook niet graag mee rondloopt? Meld dat dan, maar doe het discreet.
  • Iemand die regelmatig met dezelfde begeleider op stap gaat of de begeleiderstechnieken goed beheerst, zal vlot en met vertrouwen zijn/haar begeleider kunnen volgen. De persoon met een visuele handicap voelt aan de beweging van de begeleider wat de bedoeling is en kan dat goed interpreteren.

2. KENNISMAKEN EN BEGROETEN

  • Zeg meteen wie je bent, laat de ander niet raden! Raak eventueel licht de schouder of bovenarm van de blinde persoon aan. Doe dat ook als je elkaar kent, want je stem is niet altijd onmiddellijk te herkennen.
  • Een knikje of handgebaar volstaat niet. Gebruik altijd je stem! Als je bijvoorbeeld zegt: “Dag mevrouw Lievens, ik ben Bart Janssens”, dan weet de blinde mevrouw dat de groet voor haar bestemd is en wie jij bent.
  • Wil je een hand geven bij een begroeting, raak dan zelf even de hand van de persoon aan: zo vermijd je ongemakkelijke situaties. Je kunt ook gewoon zeggen: “Ik wil je eenhand geven”.
  • Verwittig altijd als je weggaat! Het is pijnlijk voor een blinde persoon om te ontdekken dat hij aan het babbelen is tegen iemand die al vertrokken is.

3. BEGELEIDEN TIJDENS HET WANDELEN

A. Algemeen

  • Bij het vertrek is het goed om even de arm van de slechtziende/blinde persoon aan te raken: zo toon je waar je staat en krijg je makkelijker contact.
  • Bied je arm aan. De ander kan dan inhaken of je arm vlak boven de elleboog vastnemen. Hij/zij loopt dan naast je, een klein beetje meer achteruit, om je bewegingen beter aan te voelen.
  • Bied altijd de arm aan die je het veiligst lijkt. Op een trottoir is dat de arm aan de kant van de huizenrij. Sommige personen hebben echter een ‘voorkeurarm’. Dat kan te maken hebben met hun zicht. Houd daar rekening mee.
    • Ga na of de slechtziende je nog op het zicht kan volgen. Verlaag zo nodig je snelheid of bied je arm aan. Contact geeft velen een veilig gevoel, maar niet iedereen voelt zich daar goed bij.
  • Wanneer je een slechtziende meermaals begeleidt, vraag dan of het helpt als je iets draagt in een bepaalde kleur.
  • Zeg tijdens het lopen eventueel welke richting je uitgaat en waarschuw bij richtingveranderingen. Sommige mensen hebben dat graag.
  • Vertel tijdig dat er een hindernis is, zoals een paal, een geparkeerde vrachtwagen, een smalle doorgang,…
  • Als je als begeleider opmerkt dat de doorgang te smal wordt (bv. op een smal voetpad, tussen geparkeerde auto’s), breng dan de arm waarmee je begeleidt achter je rug. De blinde persoon voelt dat en gaat automatisch achter je lopen. Vertel dat het smaller wordt of dat er opnieuw voldoende ruimte is om naast elkaar te lopen. Je kunt dat ook aangeven door je arm opnieuw naast je lichaam te brengen.
  • Als je op een bergpad wandelt dat niet breed genoeg is voor twee personen naast elkaar, laat dan bij het klimmen de blinde of slechtziende persoon achter je lopen en je vastnemen met de handen in je lenden. Bij het dalen doe je hetzelfde, maar dan legt de blinde best de handen op je schouders.
  • Wil je een kabelbaan gebruiken, vertel dan wat voor kabelbaan het is: gesloten cabine, stoeltjeslift...

B. Trappen en andere niveauverschillen

  • Stop als begeleider even bij elk niveauverschil, zowel aan de rand van het voetpad als aan de eerste trede van een trap, een kleine drempel, een tak dwars over een bospad, een  grote losliggende steen...
  • Duid de leuning aan met je begeleidende hand. (De trapleuning volgt meestal dezelfde helling of onderbreking als de trap en biedt dus ook begeleiding aan de persoon met een visuele handicap.)
  • Je stapt samen naar boven of naar beneden en je blijft als begeleider steeds één trede voor. Als je beneden of boven  komt, stop je opnieuw. De blinde of slechtziende persoon weet dan dat hij/zij nog één trede te doen heeft.
  • Zijn het onregelmatige treden (qua hoogte en breedte), stop dan even voor elke trede.
  • Het aantal trappen vermeld je beter niet. Eén keer verkeerd tellen kan gevaarlijk zijn.
  • Kom je aan een roltrap of rolbaan, vraag dan steeds of de blinde of slechtziende persoon die wil gebruiken. Zo ja, leg dan zijn/haar hand op de leuning. Geef een seintje wanneer er op- en afgestapt kan worden. Op het moment dat er afgestapt moet worden, kun je je schoentippen even omhoog brengen. De ander voelt dan precies wanneer hij/zij effectief moet afstappen.
  • Wanneer je als begeleider merkt dat de leuning van de trap zich aan de andere kant bevindt, vraag dan aan de blinde persoon om achter je door van arm te veranderen. Je houdt best contact, zodat er al lopend vlot van arm gewisseld kan worden.

C. Deuren

  • Als begeleider open je de deur met je vrije hand. Terwijl je door de deuropening loopt, leg je de hand waarmee je begeleidt op de klink. De blinde kan dan voelen waar de klink is, door zijn vrije hand langs je arm naar beneden te schuiven, en kan de deur zo terug sluiten.
  • Als de deur in jouw richting opendraait, stop dan tijdig, zodat jullie beiden niet achteruit hoeven te wijken.
  • Automatische draaideuren draaien soms nogal snel, waardoor de veiligheid van de blinde of slechtziende persoon in gevaar kan komen. Vaak is het voor iemand met een ernstige visusbeperking moeilijk in te schatten wat het goede moment is om binnen te gaan. Communiceer goed. Laat eventueel via de punt van een in twee geplooide witte stok voelen hoe snel de deur draait en hoe breed de instapruimte is. Als de draaideur voorzien is van een knop om ze te stoppen of te vertragen, gebruik hem dan.
  • Bevindt er zich een standaarddeur naast de draaideur, neem dan de gewone deur, tenzij de blinde of slechtziende persoon te kennen geeft geen probleem te hebben met draaideuren.

4. VERVOER

  • Als iemand in of uit een bus, tram, metro of trein wil stappen, leg dan zijn/haar hand op de deurpost. De rest kan de blinde of slechtziende persoon zelf. Vertel ook hoe dicht het vervoermiddel bij het perron of trottoir staat.
  • Wil je iemand helpen bij het instappen in een auto? Breng de persoon tussen de geopende deur en het voertuig en leg zijn/haar hand bovenop de deurrand. Met de andere hand zal de blinde of slechtziende naar de zitplaats zoeken. Je hoeft verder niet te helpen bij het instappen.
  • Bij het uitstappen meld je best enkele praktische zaken: kan de deur helemaal open, kom je even helpen omdat er een plas of ander obstakel vlakbij is,…
  • Aan een bushalte vraag je even welke bus de blinde of slechtziende nodig heeft en meld je wanneer de bus eraan komt. Komt jouw bus eerst, zeg dan dat je gaat opstappen en niet meer verder kunt helpen. Vraag indien mogelijk aan een omstaander om verder hulp te bieden.

5. DE WEG WIJZEN

  • Als iemand met een ernstige visuele handicap jou de weg vraagt, geef dan bruikbare tips. Wijs niet, maar gebruik aanwijzingen als ‘derde straat links’, ‘volgende straat rechts’,… Noem tastbare herkenningspunten zoals een haag, een uitstekende trap, of verwijs bijvoorbeeld naar een winkel met een duidelijke geur.

6. EEN ZITPLAATS TONEN

  • Duid een zitplaats aan door de hand van de slechtziende of blinde persoon bij voorkeur op de rugleuning te leggen. Zeg eventueel aan welke kant de tafel staat waar jullie aan willen plaatsnemen. De persoon met een visuele handicap kan dan zelf voelen en de situatie inschatten.
  • Naar een zetel of stoel zonder leuning begeleiden, doe je het best door de persoon tot voor de zitplaats te brengen. Zo kan hij/zij met de onderbenen de stoel- of zetelzit voelen en zich zelf een idee vormen van de hoogte en de richting van de aangeduide zitplaats.
  • Duw nooit iemand achterwaarts op een zitplaats. Laat de blinde persoon zichzelf draaien en plaatsnemen.

7. ETEN EN DRINKEN

  • Als je eten of drank aan een blinde of slechtziende persoon serveert, richt je dan rechtstreeks tot hem/haar en NIET tot de begeleider, want dat is heel onaangenaam!
  • Als je bij iemand aan tafel aanschuift, stel jezelf dan even voor en zeg waar je gaat zitten.
  • Vraag of de slechtziende het prettiger vindt ergens te zitten waar het licht uit een andere richting komt.
  • Maak, indien nodig, de ober erop attent dat hij de blinde zelf moet aanspreken.
  • Als de ober de bestelling opneemt door een blik in ieders richting te werpen, noem de persoon met een visuele handicap dan even bij naam of geef hem/haar op het gepaste moment een tikje tegen de arm of hand.
  • Noem indien gewenst de keuzemogelijkheden op of lees, in overleg, een aantal rubrieken en prijzen voor van de kaart.
  • Bij het bedienen kun je zeggen: “Je glas staat rechts voor je”, of: “Er staat een schaaltje met nootjes aan je linkerhand”. Je kunt ook het voorwerp even aantikken. Duid aan waar een glas zich bevindt ten opzichte van het bord, om eventueel omstoten te voorkomen.
  • Verwittig even wanneer je drank inschenkt, zodat het kopje of glas niet net op het verkeerde moment wordt weggenomen.
  • Als je iemand een glas in de hand geeft, vertel er dan bij waar het neergezet kan worden.
  • Worden er hapjes/drankjes aangeboden? Vertel even wat het precies is. Geef het hapje of drankje, indien gewenst, in de hand.
  • Bij een broodmaaltijd vraag je best aan de blinde persoon of er hulp gewenst is bij het smeren van de boterhammen.
  • Bij een warme maaltijd is het soms handig het vlees voor te snijden, maar laat de keuze aan de blinde persoon.
  • De begeleider vertelt wat er op het bord ligt en waar. Geef een duidelijke omschrijving, door ook hier eventueel gebruik te maken van de wijzers van het uurwerk: bovenkant bord is 12 De meeste blinden hebben graag dat het bord indien mogelijk zo gedraaid wordt dat het vlees op 6 ligt. Vlees snijden wordt zo alvast wat eenvoudiger.
  • Bij een buffet beschrijft de begeleider wat er aangeboden wordt. Stel voor dat jij het bord draagt. Voor een blinde persoon is het niet evident om met een vol bord in de ene hand en de andere hand aan de arm van de begeleider doorheen een menigte te bewegen. Bovendien is iets ‘recht’ houden voor een blinde niet evident.
  • Bij het betalen kun je vragen of de blinde of slechtziende hulp nodig heeft. Voor de meesten zijn de euromuntstukken goed herkenbaar, maar met de briefjes lukt dat gewoonlijk wat moeilijker. In een land met een andere munteenheid zal de persoon met een visuele handicap vaak noch de muntstukken, noch de bankbiljetten herkennen.

8. TOILETBEZOEK

  • Begeleid de persoon naar de deur van het toilet, wijs de klink aan en vraag of hij/zij het verder zelf kan vinden.
  • Bekijk, indien gewenst, of het toilet netjes is.
  • Vraag aan mannen of zij een toilet of een urinoir willen gebruiken.
    • Vertel, indien gewenst, waar het toiletpapier hangt en hoe het waterreservoir werkt.
  • Duid bij de wastafel aan waar respectievelijk de kraan, de zeep en de handendroger zich bevinden.
  • Draai nooit zelf eerst de kraan open, om natte kleding te voorkomen.
  • Verder kun je vragen of de ander de weg zelf kan terugvinden. Indien niet, spreek dan af waar jullie op elkaar zullen wachten. Verwittig ook even als je op hetzelfde moment naar het toilet wilt gaan.

9. WINKELEN

  • Help je een blinde/slechtziende persoon een winkel binnengaan, breng hem/haar dan even bij iemand van het winkelpersoneel.
  • Heb je meer tijd, dan kun je, indien gewenst, hem/haar bij de juiste stand brengen of helpen met de aankopen. Geef altijd voldoende informatie.
  • Ga je samen winkelen? Ga dan eerst na wat en hoeveel de ander ongeveer wil kopen. Een winkelmandje of -karretje meenemen kan immers handig zijn.
  • Geef informatie over promoties, relatief nieuwe producten, modetrends,… Soms is wat meer vertellen over uitzicht, vervaldata, gebruiksaanwijzing,… ook wenselijk.
  • Kies voor voldoende brede doorgangen of beschrijf de breedte van de loopruimte.
  • Het is meestal gemakkelijk als je als begeleider even helpt om alles op de lopende band of bij de kassa te plaatsen.
    • Vertel ook wanneer je kunt doorschuiven in de rij aan de kassa.
  • Help mee de koopwaar na het afrekenen in één of meer (rug)zakken te steken.
  • Als de blinde of slechtziende contant wil betalen, vraag dan of hulp gewenst is. Wil hij/zij elektronisch betalen, toon dan waar de betaalterminal zich exact bevindt en vraag of hulp gewenst is, bv. bij het inbrengen van de betaalkaart. Vraag ook wat er met het kasticket moet gebeuren.

10. ORDE EN STIPTHEID

  • Bij afspraken is stiptheid heel belangrijk: minuten kunnen eindeloos duren als je moet wachten zonder iets te zien of te kunnen doen. Gsm-nummers uitwisselen is in deze situatie een toegevoegde waarde. Vraag steeds of de persoon die op je wacht sms’jes kan lezen!
  • Orde is voor een blinde of slechtziende persoon van groot belang. Alles heeft een vaste plaats en dat moet zo blijven om alles gemakkelijk terug te vinden.
  • Schuif lege stoelen altijd terug onder de tafel. Zet deuren of vensters helemaal open of doe ze volledig dicht. Het zijn obstakels waar een blinde of slechtziende persoon tegenaan kan lopen. Houd er bovendien rekening mee dat glazen deuren extra slecht zichtbaar zijn.

11. BLINDENGELEIDEHONDEN

  • Verplaatst de persoon zich met een blindengeleidehond, laat dan de hond zeker met rust.
  • Werkende geleidehonden, te herkennen aan het harnas dat ze dragen, raak je nooit aan; je roept ze niet en je fluit er niet naar. Als je hen afleidt, kan dat de geleidehondgebruiker in gevaar brengen.
  • Geleidehonden die niet aan het werk zijn, streel je enkel met toestemming van hun baas.
  • Blindengeleidehonden geef je nooit iets te eten, ook niet stiekem.
  • Neem nooit de beugel aan het harnas van de hond vast. Dat is strikt voorbehouden voor de geleidehondgebruiker.
  • Test de geleidehond niet uit door bijvoorbeeld bewust in de weg van de blinde te staan.
  • Herhaal in geen geval de commando’s die de baas aan de geleidehond geeft!
  • Ga je op stap met iemand die een geleidehond heeft, vraag dan of de hond zal werken dan wel of jij zult begeleiden en de hond aan de leiband zal meelopen.
  • Steek indien mogelijk nooit schuin over.
  • Vertel wat je gaat doen of waar je naartoe gaat, zodat de geleidehondgebruiker indien nodig het juiste commando aan de hond kan geven: “Zoek trap”, “Zoek het zebrapad”...
  • Vraag ook even of de hond nog uitgelaten moet worden. Je kunt dan mee uitkijken naar een geschikte plaats.
  • Houd er rekening mee dat geleidehonden niet op een roltrap of rolbaan mogen.

12. OP REIS EN/OF UITSTAP

  • In het hotel geeft de begeleider uitleg over de ligging van de kamer ten opzichte van het gelijkvloers en de verdieping, de lift, de trap en eventueel de nooduitgang.
  • De begeleider geeft, indien gewenst, een rondleiding door de kamer en toont al het aanwezige meubilair. Toon ook het telefoontoestel, de afstandsbediening van de tv, de stopcontacten en lichtschakelaars. Leg uit hoe de sleutelkaart en de  airco werken. Zeg waar de koffers kunnen staan, waar er een kapstok is,…
  • Ook in de badkamer geeft de begeleider uitleg. Vermeld eventuele kleine attenties van het hotel, zoals zeepjes, shampoo,... Heb ook aandacht voor de werking van de douche.
  • Is er een terras of balkon aan de kamer verbonden, vertel dat dan ook onmiddellijk.
  • Ben je begeleider van een geleidehondgebruiker, zoek dan een uitlaatplaats in de buurt en oefen even de weg in naar die plaats.
  • Een blinde/slechtziende persoon heeft ook veel aan een globale beschrijving van het hotel. Het tijdstip waarop dat gebeurt, kan onderling bepaald worden.
  • Bij het verlaten van het hotel kijkt de begeleider de kamer na, om te zien of er niets is achtergebleven.
  • Tijdens uitstappen en activiteiten zal de begeleider steeds aan de zijde van de visueel gehandicapte persoon blijven en de nodige informatie en beschrijving geven, zodat de blinde of slechtziende ook ten volle van alles kan genieten.
  • Wees niet bang om de blinde persoon te laten voelen aan voorwerpen en bezienswaardigheden die de gids aanwijst.
  • Een duidelijke verbale omschrijving van het voorwerp en de plaats worden ook in dank aanvaard! Dat geldt ook tijdens de vrije tijd en het winkelen.

HEEL BELANGRIJK:

  • De begeleider en de visueel gehandicapte zijn beiden volwassen mensen. Betutteling is uit den boze. Alles wordt in gezamenlijk overleg beslist.
  • Wanneer de begeleider zich alleen naar een andere plek wil begeven, zal hij/zij dat kenbaar maken aan de reispartner. Die kan dan, indien nodig, bepaalde voorzorgsmaatregelen treffen.
  • In onderling overleg kan van begeleider gewisseld worden als de omstandigheden dat vereisen of omdat het aangenaam is. Maak er echter geen dagelijkse gewoonte van als dat