Achter de schermen van... Jan Boon
Oud-bestuurslid Jan Boon woont in Leuven, maar verblijft vaak in Oostende. We hebben afgesproken in het flatje van zijn partner Pierre, vlakbij de zeedijk. Het is de dag vóór Allerheiligen, wanneer de sluier tussen onze wereld en de ‘overzijde’ ietsje dunner lijkt. De zoveelste zonnige herfstdag ook; maar ons gesprek boeit zozeer, dat het al donker is als we terug buitenkomen. Jan is een fijnbesnaard man die zijn woorden steeds de juiste toon probeert te geven. Niet verwonderlijk voor een pianostemmer! Enthousiast vertelt hij over zijn leven en interesses…
“Ik ben geboren op 29 januari 1959”, begint Jan bij het begin. “Een vriendin van mijn grootmoeder zag dat ik niet reageerde op visuele signalen. Mijn moeder had dat niet direct gemerkt, hoewel ik al het vijfde kind was. De oogarts stelde vast dat ik cataract had.
In de wachtzaal, bij een van de onderzoeken, las mijn moeder in een vrouwenblad dat een baby slechtziend geboren kan worden als de moeder ‘rode hond’ heeft gehad tijdens haar zwangerschap. Ze nam het tijdschrift mee binnen bij de oogarts en zei dat ze zich daarin herkende. Meteen was de oorzaak van mijn slechtziendheid duidelijk.
Omwille van mijn beperking werd ik flink verwend. Mijn oudere zussen (9 en 11 jaar ouder dan ik) hadden er een levende pop bij! Ze zorgden heel goed voor me – van eten geven tot pampers verversen en te slapen leggen. Ik domineerde hun leven, want blijkbaar werd ik telkens wakker als ze de deur wilden opendoen om buiten te gaan spelen…
Drie keer ben ik aan mijn ogen geopereerd – toen ik een half jaar, een jaar en anderhalf jaar was. Mijn slechtziendheid is sindsdien op hetzelfde niveau gebleven. Ik heb een volledig zicht; maar doordat de lenzen weg zijn, moet dat gecorrigeerd worden met een bril. Het grootste nadeel is dat ik niet kan scherpstellen. Lezen doe ik van heel kortbij.
Ze konden in die tijd nog geen kunstlenzen plaatsen. Toen dat wel mogelijk werd, ben ik gaan vragen of ik ermee geholpen zou kunnen worden. Ik vond ook dat lenzen me beter zouden staan, want in mijn kindertijd had iemand eens een heel mooie foto van me gemaakt toen ik pas uit bed was, zonder bril. Maar de dokters zeiden dat ik met lenzen ontstekingen zou krijgen, omdat ik al heel mijn leven een zware bril draag. Ik heb me er toen bij neergelegd.”
Schooltijd
“In mijn peuter- en kleutertijd had ik niet echt last van mijn slechtziendheid. Ik legde mijn bril af waar ik hem maar kwijt kon, al was het aan de zandbak. Daarna vergat ik waar hij lag. Ons huis was een klein boerderijtje met vrij veel grond eromheen. Keer op keer moesten ze daar voorzichtig naar mijn bril gaan zoeken…
We woonden in het landelijke Kerkom (Boutersem), waar mijn vader in de jaren zestig de laatste burgemeester was. Enkele buurmeisjes namen me mee naar de kleuterschool van het dorp. Mijn eerste confronterende herinnering dateert van het eerste leerjaar: ik zag niet wat er op het bord stond. Toen het van dichterbij wel lukte, schoof de meester gewoon mijn bank naar voor. Als ik moest lezen, hield ik het boek dicht bij mijn ogen. Ze vonden altijd oplossingen, zodat mijn medeleerlingen mijn beperking heel gewoon vonden. In de hogere klas, waar vier leerjaren bijeen zaten, mocht ik van mijn plaats komen en dichterbij gaan opschrijven. Als er met stencils werd gewerkt, mocht ik een exemplaar kiezen dat niet te dun of te dik gedrukt was. Soms was de inkt lichtgroen, wat ik echt niet kon lezen. Dan werd de tekst in grotere letters overgeschreven door de leraar of door klasgenoten.
Toen ik als volwassene die leerkrachten terug tegenkwam, heb ik hen gezegd dat zij de échte uitvinders waren van het geïntegreerd onderwijs. ‘We hadden nog veel meer willen doen’, antwoordden ze, ‘als we de middelen hadden gehad…’
Mijn ouders wisten dat er in het dorp een jongen was die in Woluwe naar het middelbaar ging. In de zomer van ‘71 zijn we daar samen een kijkje gaan nemen. Ik ben er op internaat gegaan. Eerst deed ik het zesde leerjaar over, als oriëntatiejaar, om te weten of de muziekstudie mij zou liggen. Muziek interesseerde me: ik luisterde veel naar de radio en we hadden een bandopnemer. Mijn oudste broer speelde in een balorkest, ‘The Comets’. Als ze naar het dorp kwamen, mocht ik soms mee gaan luisteren. Mocht het niet, dan zette ik mijn klep open! Soms hielp dat, maar het harde wenen maakte me dan zo moe dat ik eigenlijk beter in mijn bed kon kruipen. Dat liet ik natuurlijk niet merken.
De extra muzieklessen die ik volgde, liepen goed. Dus ben ik in ‘72 in de muziekafdeling begonnen. Naast de gewone vakken kregen we pianoles, pianostemmen en -herstellen en muziektheorie. Ik deed het graag en vond er vrienden die net als ik van jongs af door muziek geboeid waren. Het waren heel toffe tijden. In ‘75 stichtte ik een muziekgroepje op school, samen met Yves Taffin en Nico Stamatopoulos.
Daarnaast trok ik in ons dorp naar het jeugdhuis. Zo leerde ik daar ook mensen kennen. Uiteindelijk werd ik er in ’82 voorzitter, wat inhield dat ik al het werk deed…
In ‘77 ging ik van school met mijn diploma op zak. We kregen een A3-diploma, terwijl we eigenlijk in het beroeps (A4) zaten. Zo waren er nog wel wat mistoestanden, wat me een slecht gevoel gaf. Op dat moment had ik echt genoeg van de school: ik ben mijn diploma gaan halen en direct naar huis teruggekeerd.”
Pianostemmer
“Ik besloot pianostemmer te worden, maar eerst een jaar uit te kijken. In dat jaar kreeg ik, via een muziekwinkel waar ik regelmatig kwam, een aanvraag van een jonge man om een piano te stemmen. Hij speelde in een bandje bij ons in de buurt. Hij stelde me voor aan de andere muzikanten en zo kreeg ik er weer muzikale vrienden bij.
In ‘78 ben ik gestart als zelfstandig pianostemmer. De moeilijkheid was het gebrek aan openbaar vervoer vanuit Kerkom. Ik had bijvoorbeeld een klant in Ottignies, wat niet evident was. Mijn vader voerde me vaak naar klanten. Hij werkte in de namiddag-avondshift, zodat we in de voormiddag samen weg konden.
Tot een stuk in de jaren tachtig kochten mijn vader en ik ook oudere piano’s op, om ze op te knappen. We verkochten ze daarna aan
beginners die een degelijke piano zochten, maar niet direct een
nieuwe wilden kopen.
Toen Pino Guarraci met zijn muziekstudio begon, vroeg hij me om te komen stemmen. Later werd ik daar ingeschakeld voor opnames van Johan Verminnen, Kris De Bruyne, Jo Lemaire en tal van andere artiesten in diverse genres. Zo werd mijn werk een beetje vereeuwigd op plaat, wat ik heel leuk vond.
Op initiatief van Nico Stamatopoulos hadden we vanaf eind ’78 een band, waarin ik keyboard speelde. Na de split in ’80 richtte ik uiteindelijk met drie kameraden de band ‘Silence’ op. Die bleef bestaan tot eind de jaren tachtig en was toch wel een belangrijk stuk van mijn leven. We namen nummers op en brachten een single uit in eigen beheer. In de jaren negentig heb ik ook in een groepje in het Tiense gespeeld: ‘Positive Touch’. De bereikbaarheid was wel niet altijd evident: ik liet mijn keyboard ter plaatse staan en moest vervoer zoeken als we gingen optreden.”
VeBeS
“In 1986 kreeg ik thuis bezoek van Agnes Pieck, die toen in Leuven maatschappelijk assistente van Licht en Liefde was. Ze zei dat VeBeS iets ging organiseren voor de jongeren. Toen ze naar mijn plannen vroeg, vertelde ik dat ik graag in het Leuvense wou komen wonen. ‘Boven het secretariaat is een ruimte te huur’, zei ze. Ik ben gaan kijken en enkele weken later was ik met de verhuis bezig. Het was vlak aan het station van Leuven, waar ik veel bussen en treinen kon nemen. Ik ben er twee jaar gebleven, tot ik in Kessel-Lo een huis kocht.
Beneden de trap was het VeBeS-secretariaat. Zo ben ik in het bestuur van de vereniging terechtgekomen. Er waren drie mensen weggevallen en ze zochten dringend vervangers. Ik werd uitgenodigd op een bestuursvergadering, om te ervaren hoe dat ging. Op die vergadering begon ik direct actief mee te doen. Dus vroegen ze mij opnieuw! Samen met Wanda Czaja en Ronny Delwiche, een blinde vriend die in het Mechelse woonde, kwam ik in de nieuwe bestuursploeg. Na de vergaderingen bleef Ronny boven bij mij in de logeerkamer overnachten. Zo heb ik vaak logies gehad, ook in mijn nieuwe huis!
Vanaf 1994 was ik voorzitter van de regio Oost-Vlaams-Brabant. Ik kwam ook in het nationaal bestuur terecht. Dat vond ik het zwaarste engagement. Op sommige momenten geeft het heel grote voldoening; op andere verfoei je het, door de kopbrekens die je hebt.
Als regionaal bestuurslid komt het er vaak op aan nieuwe activiteiten te vinden. Het is goed als de leden zich betrokken kunnen voelen bij hun vereniging, door te laten weten wat ze graag willen. Helaas komen er weinig voorstellen. Daarom zijn we in Leuven gestart met ‘OVAP’, de ‘open vergadering activiteitenplanning’. Iedereen kan komen en voorstellen doen, die we dan op haalbaarheid onderzoeken. Eventueel kan de persoon die het voorstel gedaan heeft ook meehelpen bij de organisatie. De OVAP bestaat nog, maar er zouden meer leden aan moeten deelnemen. Je kunt ook gewoon mailen of bellen naar een bestuurslid om iets voor te stellen. Ik raad het iedereen aan.
Zelf probeer ik nog altijd naar de OVAP te komen. In het bestuur ben ik niet meer. In 2013, toen Oost-Vlaams-Brabant meer bestuursleden had dan nodig, vond ik het tijd voor iets anders en voor wat meer rust in mijn hoofd… Ik heb meer dan mijn steentje bijgedragen!”
Pierre
“Op vrijdag 19 mei 2000 ontmoette ik Pierre. Hij had een advertentie geplaatst in het VeBeS-tijdschrift. Hij wou een woonst delen met een persoon met een handicap en die persoon helpen. Ik las de advertentie en ’s anderendaags begon ik erover na te denken. Op een of andere manier liet het me niet los, dus besloot ik die man toch eens te bellen. Ik had het zoekertje een beetje anders begrepen: in de jaren negentig was ik naar buiten gekomen met mijn andere geaardheid en ik hoopte een partner te vinden…
We spraken af, babbelden en ontdekten dat we allebei homo waren. Pierre is vroeger getrouwd geweest en was het alleen zijn meer dan beu. Hij was al vrijwilliger bij VeBeS. In de kerk had hij een affiche zien hangen waarmee de vereniging vrijwilligers zocht. Hij had het nummer gebeld dat op de affiche stond, maar dat bleek niet te kloppen. Via 1207 vond hij het juiste nummer. Hij maakte een afspraak en engageerde zich. Als vrijwilliger kreeg hij ons tijdschrift en daar plaatste hij een contactadvertentie in. Zo is alles begonnen…
We werden vrij snel huisgenoten. Ik ontmoette de kinderen van Pierre en dat klikte dadelijk. In 2006 kwamen de eerste kleinkinderen. Het is echt ongelooflijk om er ook voor hen te kunnen zijn!
Mijn vader overleed in 2004, mijn moeder in 2007. Pierre kende hen intussen goed: vanuit de oppasdienst waar hij werkte, heeft hij veel voor mijn vader gezorgd toen die Alzheimer kreeg. Hoe verward mijn vader ook kon zijn, hij vergat nooit dat Pierre een auto had. ‘Kom, we zijn weg!’ zei hij dan. Soms moesten we de auto verderop parkeren, omdat we gewoon een koffietje kwamen drinken. Vaak reden we dan uiteindelijk toch nog eens met hem rond, met de auto of de rolstoel. Achteraf was hij dat helaas direct vergeten…
Pianostemmer ben ik nog steeds. Ik doe heel veel concertstemmingen, in samenwerking met Mark Geysens van het bedrijf Milton, dat piano’s verhuurt. Ik werk nu ook voor 30CC, het grote cultuurcentrum van Leuven. Vooral het vervoer en de temperatuurschommelingen maken dat de piano’s telkens nagekeken moeten worden. Verder heb ik al vaak gestemd voor Jef Neve, Stef Bos, Kommil Foo, … Als pianostemmer ben je altijd aanwezig bij de voorbereiding. Je bent een onderdeeltje van het gebeuren, wat een fijn gevoel geeft.
In 2010 ben ik verhuisd naar een appartement op een nieuwe woonsite in Leuven: de vroegere werkhuizensite, waar treinen hersteld werden. Mijn huis heb ik toen verkocht.
Sinds ik gestopt ben met het VeBeS-bestuur, neem ik meer tijd voor mezelf. We gaan bijvoorbeeld naar amateurtoneel en muziekoptredens. Het zit trouwens nog altijd een beetje in mijn hoofd om zelf opnieuw wat muziek te spelen, in een groep…
Het Nostalgie Beach Festival in Middelkerke doe ik alleen, omdat Pierre niet meer zo lang kan rechtstaan en het te luid vindt. Als ik overdag aankom, loop ik heel het terrein af om te zien waar je kunt gaan plassen en iets eten of drinken. Het voordeel van alleen zijn is dat je niemand kunt kwijtraken.”
Gezondheid en spiritualiteit
“Met mijn iPad lees ik e-books. Ik lees nog altijd graag met mijn ogen en de technologie maakt dat nu makkelijker. Ik kijk ook veel op websites over spiritualiteit en gezondheid.
Zo heb ik het boek ‘Eindeloos bewustzijn’ van Pim van Lommel gelezen. Als cardioloog had hij aan alle patiënten op zijn afdeling die een hartstilstand hadden gehad, gevraagd of ze iets hadden ervaren. Veel mensen vertelden verhalen, bijvoorbeeld dat ze uit hun lichaam waren getreden. Een man van wie het gebit zoek was toen hij na enkele dagen ontwaakte, zei dat hij gezien had hoe een verpleegster het in een potje op een rek had gezet. Ze gingen kijken en vonden het gebit. Ik geloof zeer sterk dat we voortleven als ons lichaam gestorven is.
Op het internet kwam ik terecht bij een Nederlander, Jozef Rulof, die leefde van eind de jaren 1800 tot in de jaren vijftig. Als medium ging hij in trance en kreeg hij boeken door van zijn gids hierboven. Hij beschreef ook buitenlichamelijke reizen die hij samen met die gids deed, van hemel tot hel. Heel speciaal. Ik heb nog niet alle boeken gelezen: op een bepaald moment was het een beetje te veel. Ze staan
allemaal op mijn iPad.
Ik volg ook mensen die technologie gebruiken om contact te maken met een andere dimensie. Al zoekend kwam ik uit bij dr. Konstantin Raudive. Toen die vogelgeluiden had opgenomen, hoorde hij in de stiltes een stem op de band. Hij verdiepte zich daarin en ontdekte na een tijd een bericht van zijn overleden moeder, die hem aanriep met iets wat niemand anders kon weten – een koosnaampje of zo. Het onderzoek dat hij deed, wordt ‘bandstemmen’ genoemd of EVP, ‘electronic voice phenomena’. Ik volg nu een Amerikaan, Steve Huff, die effectapparatuur heeft aangesloten op een versterker. Een app in zijn iPhone scant continu radio. Via die frequenties krijgt hij antwoorden op vragen die hij stelt. Hij stuurt ook geluid achterstevoren in de box.
Als je met zoiets bezig bent, is het wel belangrijk dat je goed geaard blijft. Dat betekent dat je figuurlijk, maar ook letterlijk je voeten voldoende op de grond houdt, dat je contact maakt met de aarde.
Ook met gezondheid ben ik bezig. Dat kwam bij mij op de voorgrond in de jaren 2000. Toen heb ik bij VeBeS zelfs activiteiten georganiseerd over de voedingsdriehoek zoals die er toen uitzag. Ik had een tastbare driehoek gevonden in ons wijkgezondheidscentrum. Daar had ik van alles ingezet, zodat de deelnemers een voelbare voorstelling hadden. Onlangs praatten we bij VeBeS over de nieuwe driehoek en kwam dat voelmodel weer ter sprake. Het is dus blijven hangen…
Het boek dat ik nu aan het lezen ben, is ‘Water, het goedkoopste medicijn’ van de Iraanse dokter Batmanghelidj. Tegelijk ben ik ermee aan de slag gegaan, door zelf genoeg water te drinken. Als ik zulke verhelderende boeken lees, denk ik soms: ‘Waarom heeft mijn dokter mij dat nog niet gezegd?’ Misschien kan ik in de toekomst anderen helpen motiveren om voldoende water te drinken.
Al een half jaar ben ik bezig met de MIR-methode – “zelfgenezing in een handomdraai”, staat er op de site. Daarbij zeg je negen zinnen terwijl je je hand aait. Doordat het heel eenvoudig is, kun je het volhouden. Het helpt fysiek en is vooral ook mentale detox. Dingen die altijd in je hoofd blijven malen, verminderen stilaan, alsof je elke keer een pelletje van de ui haalt. Zo kun je bijvoorbeeld gedachten en problemen loslaten die je via je ouders hebt overgeërfd of die anderen je hebben aangepraat.”
Loslaten
“In januari word ik zestig. Het pensioen komt dichterbij… Pianostemmen is vaak fysiek zwaar. Vooral mijn rechterschouder heeft er last van. Ook daar heb ik over gelezen, om ze zelf te kunnen bijwerken.
Ik hoop samen met Pierre nog veel leuke momenten mee te maken: een uitstapje doen, met de familie samen zijn… Daar wil ik nu zeker voldoende tijd voor maken.
Vaak – misschien te vaak – overloop ik mijn leven. Ik heb de laatste jaren ontdekt dat je vooral moet loslaten wat is geweest: het verleden is het verleden, het staat vast. Als je ernaar kijkt, probeer dan de zware emoties los te laten en mensen – ook jezelf – te vergeven.
Toen ik pas in Woluwe was, had ik een overlevingsstrategie. Op maandag en dinsdag genoot ik nog van het weekend, dan sprak ik over gisteren en eergisteren. ’s Woensdags klonk het al van: ‘Overmorgen is ’t vrijdag’. Ik leefde nooit in het moment. Het weekend had iets krampachtigs, het ging zo rap vooruit… Zo ben ik een beetje gebleven: heel nostalgisch, vaak met dingen van vroeger bezig. Ook muziek. Daardoor onthoud ik veel en kan ik me makkelijk in een vroegere periode verplaatsen. Ik probeer meer in het nu te leven, geïnspireerd door bijvoorbeeld Eckhart Tolle. Het verleden laten rusten…”
Dank je wel voor je verhaal, Jan. We wensen jullie een prachtige toekomst toe. Geen droom om naar te blijven uitkijken, maar realiteit om te beleven, van het ene mooie moment in het andere!
(Jan Dewitte)